‘Eigenlijk ben ik een ochtend mens, maar tegenwoordig moet ik ook avondmens zijn. Om twaalf uur moet ik Doris afkoppelen van zijn sondevoeding. In de nacht is het dan ook altijd nog wel een keertje bal en om kwart over zes springt de jongste alweer vrolijk op ons bed, klaar om aan de dag te beginnen. Mijn man helpt me waar hij maar kan, maar op de vrachtwagen maakt hij lange dagen. Hij is gestopt met rijden op het buitenland. Hij slaapt tegenwoordig dus wel altijd thuis, maar nu hij voor de Jumbo rijdt is hij vaak om vier uur ’s ochtends al op pad. Omdat er een paar collega’s ziek zijn, pakken ze nu om de beurt de avondrit erbij. Dan is hij pas om half twaalf thuis. Toch is dat niet wat me het zwaarste valt. Mijn vriendinnen snappen het niet. Ze zeggen “hoe hou je het vol?” en “ik zou het niet kunnen”. Alsof ik een keuze heb.’

Ze lacht schamper en staart even voor zich uit. Dan vervolgt ze haar verhaal, feller, bijna verbeten.

‘”Wel aan jezelf denken hè?”, is er ook zo eentje. Laatst heb ik voor heel even mijn scherm laten zakken. “Hoe dan?!”, heb ik geantwoord. Waarop mijn vriendinnen blijkbaar de koppen bij elkaar gestoken hebben. Ze kwamen met een plan. Echt, ik wil niet ondankbaar zijn, maar wat héb ik eraan als zij me uitnodigen voor een gezellige middag in het café hier om de hoek, samen met al onze kinderen. Lief bedacht dat het om de hoek is, maar ze hebben er niet bij stilgestaan dat Dorus in zijn rolstoel niet door die deur komt. En hoezo ontspannen en een moment voor jezelf als de kinderen erbij zijn? “Die vermaken zich toch met elkaar?”, zeiden mijn vriendinnen nog. Ja, dank je de koekoek. Hun kinderen misschien, maar niet mijn spastische niet-sprekende kwijlende lobbes, dat geef ik je op een briefje. Wat klink ik zuur hè? Ik ben ook nog zo pislink, nu ik het opnieuw vertel.’

Haar ogen vullen zich met tranen. Maar zo tussen de sinaasappels en de bleekselderij in de supermarkt is het geen veilige plek om al te emotioneel te worden. Ze ordent de boodschappen in haar karretje en vermant zich.

‘Ze bedoelen het vast lief, maar toch kwetst het me. Dus houd ik steeds vaker mijn mond. Mijn wereld wordt almaar kleiner. Dát is wat me het zwaarste valt…’

Deze tekst verscheen eerder in de rubriek Opgetekend van het vaktijdschrift Ouderschapskennis.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *