‘Auw!’ Ik schuif de papieren uit de envelop en snij me aan de rand. Vlak naast mijn nagel moet ergens een miniscuul wondje zitten, ik zie niks maar voel des te meer. Negeren dan maar, en ik ga door met het bekijken van de post. De hele dag ergert dat papiersneetje me, op de gekste momenten schrijnt dat onzichtbare wondje wonderlijk fel. Ik vind mezelf een watje, een dikke vette aansteller en geen haar op mijn hoofd die een pleister overweegt. Kom op, er zijn ergere dingen, wat moeten mensen die echte pijn hebben niet van me denken. Maar lastig is het wel, zeurt het duveltje in mijn kop als voor de zoveelste keer die dag mijn gekwetste vinger protesteert omdat ik onnadenkend mijn handschoenen aandoe waardoor het losgeraakte velletje opstroopt en een plaatselijke pijnscheut mij opnieuw herinnert aan het onhandig openmaken van de post die morgen. Zucht, wat een leed door zulk kleinzielig ongemak.

Thuisgekomen raap ik geërgerd de troep van de trap en jaag mijn dochter de stuipen op het lijf door bij binnenkomst – nog vóór het ‘hallo’ zeggen – al die zooi in haar schoot te werpen met de mono-syllabische instructie ‘opruimen!’. Verongelijkt kijkt ze me aan. Ik geef toe, ik zou het van haar niet pikken. Met een gemompeld ‘wat is dat nou voor kleine moeite om die spullen mee te nemen als je toch naar boven loopt’, probeer ik mijn buitenproportionele brute binnenkomst te vergoeilijken. Maar ze trapt er niet in. ‘Dat kun je toch ook gewoon vragen’ echoën mijn eigen woorden uit de mond van de elfjarige. Jajaja, ze heeft gelijk natuurlijk. Wat loop ik me daar nou aan te stellen over een tas en een das op de trap. Kleine moeite immers om, als het míj zo stoort, dat zelf op te ruimen. ‘Dat hoort niet!’ ‘Dan leren ze het nooit!’ ‘Ik loop hier de hele dag al voor jandoedel op te ruimen!’ Is dat het? Ik geloof er niks van. Gewoonlijk heb niet zo’n last van die dooddoeners. Die troep op de trap raakt me dieper, en ook al probeer ik het me niet aan te trekken, het voelt als een persoonlijke aanval. Belachelijk natuurlijk.

Het lijkt wel een beetje op dat stomme snijwondje waar ik nog steeds last van heb. Als ik dat wat serieuzer zou nemen, zoals wetenschappers adviseren, zou ik er meteen een pleister op plakken. Dan zou ik er minder last van hebben en is het sneller genezen bovendien. Ik ga de komende dagen maar eens broeden op wat me precies zo stoort aan rommel op de trap. Als ik dat snap, kan ik het uitleggen en is de kans groter dat mijn gezinsleden meewerken. Kan die olifant weer een mug worden.

*zie antwoord op vraag 8

Er zijn 2 reacties

  1. Heidi

    Als je er achter bent wat je zo stoort aan de rommel op de trap, wil je het dan wel delen? Want het is zo herkenbaar.

    Het is niet alleen rommel op de trap, maar ook op de tafel, op de grond, zo overal waar je kijkt. Je kunt je hele dag vullen met rommel opruimen. Ik laat het nu bewust af en toe eens liggen!

  2. assyke

    papieren sneetjes zijn straks grootmoeders verhalen, van emails loop je enkel een virus op:)

    als je echt rommel wilt zien, kom dan deze kant op
    het is hier namelijk erg in de stijl van jezus en de vissen…

Laat een antwoord achter aan Heidi Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *