Dwars door de zoele zomerstilte hoor ik in de verte al het vrolijk geschater en gegil van de bosspeeltuin op een zonnige zondag. Zal ik er even neerstrijken voor een kopje koffie of is dat zonder kinderen iets waar ik spijt van ga krijgen? Als ik een vrije stoel gevonden heb blijk ik pal naast een familiefeestje beland. Ik kan niet meteen onderscheiden wie er jarig is, iedereen lijkt wel een cadeau te krijgen. Misschien vieren ze hun gezamenlijke zomerverjaardagen? Slim om dat te combineren en er een uitje van te maken, complimenteer ik mijn buren in gedachten. Het oudste kind, een beginnende puber, neemt een kleuter op sleeptouw en sjouwt met hem naar de pomp. ‘Pas op dat ie niet nat wordt’, roept oma er achteraan ‘hij heeft zijn nieuwe blouse aan!’

Dan zal dat meisje daar verderop met die smetteloos witte jurk wel zijn grote zus zijn. Met twee andere meisjes, ik schat ze acht en tien, huppelt ze naar de konijnen. ‘Moet er niet iemand mee?’, vraagt een van de vaders terwijl hij onderuitzakt in zijn stoel. Volgens de bloemetjesjurkmoeder redden ze zich wel. De andere moeder staat met een verontschuldigende glimlach op en zegt toch even een oogje in het zeil te houden. Te groot voor de meisjes bij de konijnen, te klein voor het pubermeisje kruipt een iets te dikke jongen tegen oma aan, ‘ik verveel me’, zegt hij en hij krijgt meteen van opa de wind van voren met alle clichés die je maar bedenken kan. Mopperend maakt hij zich uit de voeten en slaat met een stok tegen alles wat los en vast zit.

Zo, rust, denk ik. Maar de kinderen zijn nog geen vijf tellen weg als oma iedereen weer bij elkaar gaat harken om iets te drinken. ‘Nee, nee, nee, geen cola’ zegt de ene moeder. ‘Maar zij mogen dat wel!’ protesteren de kinderen en ze wijzen naar de kinderen van de bloemetjesjurk. ‘Nou dan mogen jullie slagroom op de appeltaart, hoe is dat?’ doet oma een poging het leed te verzachten. Opa bromt dat het hem allemaal veel te lang duurt, hij gaat wel gewoon wat halen en dan zoeken ze maar uit wie wat krijgt, waarop de ene moeder snel haar man aanstoot dat hij mee moet gaan in de hoop dat er alsnog een acceptabele consumptie genuttigd kan worden. ‘Maar wat willen we dan hebben?’ zegt de man terwijl hij pathetisch zijn handen verheft.

Mijn koffie is al lang op maar ik blijf nog even zitten. Met zijn armen recht voor zich uit wankelt het kleine jongetje met zijn schoteltje taart naar een tafeltje. Klassiek struikelt hij op het moment dat ie zijn taart wil neerzetten en ja hoor, alles in het zand. Brullen. Oma snelt er meteen op af en neemt het geschrokken jongetje op schoot. De bloemetjesjurk reddert met servetjes, zijn vader geeft hem een aai en zegt dat het wel goed komt. ‘Nou, dat heb je knap onhandig gedaan. Nu heb je dus niks meer’ ruimt opa geagiteerd de rommel op. ‘Kan hij die rotzooi niet zelf opruimen?’, doet ook de puber een duit in het zakje. ‘Ah geeft niks’, zegt oma ‘huil maar niet. Natuurlijk krijg je gewoon weer een nieuwe.’ ‘Echt niet!’, bast opa en zijn blik spreekt boekdelen. Oma wisselt een blik met vader die verbaasd zijn wenkbrauwen optrekt. ‘Wat is dat nou voor belachelijke manier van doen’, snept de bloemetjesjurk tegen niemand in het bijzonder, waardoor het net zo goed voor haar zoontje als voor de opa bedoeld kan zijn. In totale verwarring laat opa het gezelschap achter als hij naar de vuilnisbak beent. De andere moeder snelt hem achterna. Ik zie haar op hem inpraten en vang op dat opa consequent wil zijn. ‘Niemand doet dat hier, die kinderen moeten weten waar ze aan toe zijn’, zegt hij. De moeder is blijkbaar goed in zoete broodjes bakken want uiteindelijk gaat opa protesterend overstag. Lijmpoging is geslaagd, feestje gered. Als ze teruglopen laat kind 2 zijn taartje vallen.

Ik maak mij uit de voeten, genoeg poppenkast gekeken. ‘It takes a village to raise a child’ zeggen ze, maar soms kan je beter op een eiland zitten.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *