Winnie the pooh stelt diagnose‘Hee hoe is het, alles goed?’, vraagt de moeder van het vriendinnetje van mijn jongste als ik naast haar schuif op de ouderavond. Alles, alles, dat is wat veel protesteert mijn hoofd en vlug scan ik op hoofdlijnen hoe we er voor staan als gezin. We hebben werk, het dak lekt niet, we willen nog bij elkaar blijven, kunnen de rekeningen betalen en over onze gezondheid mogen we ook niet klagen (al heeft de oudste hevig liefdesverdriet en de jongste keelpijn maar dat tellen we even niet mee). Dus ik antwoord: ‘Ja prima, en bij jullie?’ Ietwat zorgelijk meldt ze dat haar dochters perfectionisme uit de hand begint te lopen en de faalangst steeds meer de overhand krijgt en dat ze nu ook moeilijk gaat doen met eten. ‘Gelukkig denkt school goed mee en ze houden haar goed in de peiling, maar ik vind het wel ingewikkeld hoor’. Er ontsnapt haar een diepe zucht. Ik moet denken aan de buren met hun kind met diabetes, mijn neefje met autisme, het doodgeboren kindje van een vriendin, onze vakantievrienden met hun rolstoeltiener – dat bedenk je allemaal niet als je vader en moeder wil worden. Jawel, griep, een vinger tussen de deur, sinterklaasstress dat soort onrustig gedoe hoort er natuurlijk bij, maar je mag toch hopen dat jou en je gezin niks al te ernstigs overkomt. En dat zeggen ze toch ook altijd ‘met de meeste kinderen gaat het goed in Nederland’, dus daar moet je dan maar vanuit gaan.

Maar klopt dat wel? Of draaien we elkaar een rad voor ogen om maar niet onder ogen te hoeven zien hoe kwetsbaar het is om kinderen te hebben? Want dat kinderen zijn kwetsbaar zijn, daar is iedereen het wel over eens. Maar hoe kwetsbaar ben je als je kind iets mankeert? Welke impact heeft dat op ouders, broertjes en zusjes, familie, de directe omgeving van het gezin? En waarom denkt iedereen toch dat het ongewoon is als een kind ziek is? Of sterft. Hoe afwijkend is het als je kind, voor even of voor altijd, iets heeft? Als je alle cijfers op een rij zet blijkt het een heel voorzichtige schatting om te stellen dat 1 op de 3 kinderen ergens tussen zijn geboorte en 18e verjaardag iets ernstigs heeft, krijgt of overkomt. Eén op de drie. Bij de 3,4 miljoen kinderen in Nederland zijn dat er dus 1.122.000. Dat raakt grofweg 4.488.000 gezinsleden en daar komt de omgeving nog bij.

Misschien is ‘alles te doen?’ een beter uitgangspunt als startvraag als we elkaar ontmoeten. En het beest in de bek kijken, zoals humeurmanager en Denker des Vaderlands René Gude ons zo treffend voorhoudt. Want dat kinderen zonder kleerscheuren groot komen is een fabel waar niemand mee gediend is.

CIJFERS*
Sterven
1 op 160 kinderen (20.400, 6%) sterft voor 18e jaar aan lichamelijke ziekte.
Niet meegerekend; verkeersongevallen (110 per jaar), suïcides (45 per jaar), de naar schatting 50 kinderen per jaar (0 tot 6 jaar) aan mishandeling, 50 kinderen per jaar door een ongelukje thuis of verdrinking en de ongeveer 35 kinderen per jaar die door overige oorzaken een niet-natuurlijke dood sterven.

Ziek
Meer dan 400.000 kinderen (1 op de 8, 12,5%) heeft of krijgt een ernstige, chronische (soms dodelijke) fysieke aandoening. Niet voor een week of een maand, maar een die dus niet meer over gaat.

Psychisch
Er zijn 75.000 kinderen (1 op de 50, 2%) met een verstandelijke beperking (IQ <70). 25% (1 op 4 = 850.000) van alle jeugdigen krijgt ergens tussen geboorte en 18e een matige tot zeer ernstige psychische stoornis (dat is iets anders dan fase-eigen probleemgedrag). Een derde daarvan heeft ernstige problemen. Dat zijn meer dan 280.000 kinderen en jongeren. Realiseer je dat zo’n meting op één moment plaatsvindt. Niet alle kinderen hebben altijd hetzelfde probleem. Het kan over gaan en dan zijn er weer andere kinderen die in het cohort vallen. In totaal gaat het dus om méér kinderen dan de absolute getallen die genoemd worden. En dan zijn er nog getraumatiseerde kinderen door verkeersongelukken, seksueel misbruik, geweldsdelicten. In 1999 werden 11.425 (1 op 300) kinderen aangemeld bij Slachtofferhulp. Eerste Hulp
65.000 (1 op 13) kinderen van 0-4 komt op de Eerste Hulp na een ongelukje thuis
150.000 (1 op 10) kinderen van 4-12 op de Eerste Hulp (12.000 op speelplaatsen, 19.000 in/rond school)

*Cijfers verzameld via 3e deel Handboek Methodische Ouderbegeleiding door Alice van der Pas, CBS Statline, artikel Kindersterfte JGZ jaargang 41, nummer 1

Er zijn 1 reacties

  1. Selma

    Als mens zijn we onderdeel van het leven, de natuur of hoe je het geweld van ontstaan, voortplanten en verdwijnen wilt noemen. Dat er op ons kleine grondgebiedje momenteel maar 1 op de 160 kinderen sterft voor het 18 wordt, is een unieke verworvenheid. Tel je zegeningen! Vergelijk dat eens met landen als Sierra Leone of Bangladesh (google maar eens naar hun kindersterftecijfers), of met de kinderdoden die Nederland in vroeger eeuwen telde. Mijn overgrootmoeder kreeg bijvoorbeeld acht kinderen, waarvan er maar eentje bleef leven. En voorts ben ik van mening dat kinderen tegenwoordig de gekste etiketten opgeplakt krijgen als ze maar even niet in het hokje passen. Neem al die psychologen en dokters die je kind autisme, adhd en zo willen geven, plus pillen, niet te serieus. Die moeten nering hebben immers. Kortom: kop op meid, wees niet zo bang voor de werkelijkheid, verlies hoort erbij, maar de kans erop is in deze tijd, in ons landje, kleiner dan ooit. Zegt een oma van een bosje kleinkinderen (opgegroeid in een gezin van 13 kinderen met een broertje dood).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *